We gaan een plan maken. En het plan heet ‘Eerste Hulp Bij Boosheid’. Want hij voelt zelf ook wel dat het zo niet langer kan. Zijn omgeving heeft echt last van zijn boze buien. En hij ook. Hij wil eigenlijk helemaal niet zó boos worden. Zó boos dat hij zijn stoel achterover gooit en heel hard schreeuwt. Dat hij met de deuren gooit en weg wil lopen.
We schrijven alles op een groot blad. En tekenen daarbij. Hoe het komt dat hij zo boos wordt; dat hij zo slecht tegen onrechtvaardigheid kan. En al helemaal niet van verrassingen houdt. Dat zijn juf soms zo chaotisch kan zijn en dan aan hem gaat vragen om iets te helpen onthouden. Terwijl hij al zo’n vol hoofd heeft. Dat de dingen soms anders gaan dan hij in zijn hoofd heeft.
We bespreken de boosheidsthermometer (dVS) en hebben het over het moment waarop je zó boos bent, dat je niet meer na kunt denken. Zo ver wil je het niet laten komen, toch? Wat heb jij nodig om jouw boosheid niet meer op te laten lopen?
Wat zou jouw omgeving over jou moeten weten zodat ze jou kunnen helpen? En moeten doen? Wat kan jij doen?
Het wordt zijn plan. Hij neemt het blad morgen mee naar school. Om te laten zien aan zijn klas. En aan zijn juf.